De ommelanden

 

 

 
De niet tentoongestelde ommelanden laten het platteland tot een kanonschot ver rondom de vesting zien. Deze omgeving was voor het militaire studiemodel dat de maquette in eerste instantie was, van buitengewoon groot belang. Wilde men immers de sterke en zwakke punten in de verdedigingsgordel kunnen bestuderen, dan moest men kennis hebben van de gesteldheid van het terrein buiten de vesting. Waar lagen hoogten die de stad domineerden en van waaraf men een goed zicht kon houden op de trefzekerheid van het geschut? Waar kon men in het terrein dekking vinden en waar het beste met de belegeringsloopgraven beginnen? Hoe kon men het geschut het beste opstellen om de verdedigingswerken zo snel mogelijk uit te schakelen?

In de ommelanden vinden we de Sint-Pietersberg, die als eerste hoogte buiten de vesting in de jaren 1701 en 1702 versterkt werd. Het fort Sint Pieter moest verhinderen dat vijandelijk geschut van die kant de stad kon bestoken. We zien het Jekerdal met de naar de stad toe kronkelende Jeker en aan de overzijde van het dal de Cannerberg, een heuvel die eigenlijk nooit een bedreiging voor de vesting zelf is geworden omdat de hellingen op te grote afstand begonnen. In het noordwesten vinden we de Caberg, een hoogte van waaraf de Fransen in 1748 hun loopgraven lieten naderen en waar zich hun artilleriepark bevond. Aan het begin van de negentiende eeuw zou ook deze heuvel versterkt worden en wel met het fort Koning Willem I.

De ommelanden geven verder een aardig beeld van het ‘wegennet’ buiten de vesting. De hoofdverkeersaders slingerden zich vanuit de stadspoorten uit strategische overwegingen tussen de vestingwerken door en vervolgden dan hun weg door het platteland, splitsten zich een of meerdere malen op en werden deels door parallel aan de omtrek van de stad lopende wegen of paden weer met elkaar verbonden. Het stratenpatroon binnen de muren is tot op de dag van vandaag vrijwel ongewijzigd gebleven, maar buiten de muren zijn veel oude wegen opgeslokt door nieuwe buitenwijken.