Maastricht vestingstad

tongersepoort

Tongerse poort

sint pieterspoort

 Sint Pieterspoort

duitsepoort

 Duitsepoort

 
We zien op de maquette de stad Maastricht zoals die er 250 jaar geleden uit zag. De stad wordt begrensd door de oude middeleeuwse stadsmuur die grotendeels in de veertiende eeuw gebouwd werd. Het was een hoge stenen muur die voor een deel op een aarden wal lag. Wie de stad in of uit wilde, moest door een van de stadspoorten waar het verkeer door militairen en door stadsdienaren werd gecontroleerd. Aan die poorten werden ook de stedelijke accijnsen op bepaalde goederen geheven. Maastricht kende vijf grote stadspoorten (Boschpoort, Brusselsepoort, Tongersepoort, Sint-Pieterspoort en Onze Lieve Vrouwepoort) en Wyck nog eens twee (Sint-Maartenspoort en Duitsepoort). 
 
De stadsmuur die de stad in 1748 omgaf was overigens de tweede muur. De eerste middeleeuwse muur werd vanaf 1229 gebouwd. Op de maquette en in de huidige binnenstad kunnen we op diverse plaatsen nog grote stukken van die eerste muur terugvinden. Op de maquette is dit het beste te zien aan het Sint-Servaasklooster, ten westen van de Sint-Servaas en Sint-Jan. In onze tegenwoordige stad springt natuurlijk de Helpoort, de oudste stadspoort van Nederland, in het oog.

Met de opkomst van het vuurgeschut waren de dagen van de oude middeleeuwse stadsmuren snel geteld. In Maastricht zijn nog pogingen gedaan om de tweede stadsmuur aan te passen. Zo werd bijna overal achter de muur een aarden wal opgeworpen en werden de muurtorens omgebouwd tot lage halfronde uitbouwsels. Zo kon de muur beter weerstand bieden aan stenen en ijzeren kanonkogels en konden de verdedigers van de stad hun kanonnen op die ‘torens’ opstellen.

Het echte antwoord op het vuurgeschut werd gevonden met de zogenoemde buitenwerken. Vestingwerken die buiten de stadsmuur werden opgeworpen en die hoofdzakelijk uit aarde bestonden. Maastricht kreeg zijn eerste buitenwerken zo rond 1550. Het waren kleine vestingwerkjes die voor de zwakste plekken in de muur -de poorten- werden aangelegd.

Nadat de stad in 1632 door Frederik Hendrik, de stedendwinger, was veroverd, werden onder diens leiding op grote schaal buitenverdedigingswerken opgeworpen en vanaf 1640 was voor het eerst de hele stad omgeven met buitenwerken. In de werken die tussen 1632 en 1640 tot stand kwamen, was nog een bepaalde systematiek te herkennen, maar in de daaropvolgende eeuw werd de vesting door een aantal vestingbouwers veranderd, verbeterd en uitgebreid. Dit leidde ertoe dat er steeds meer vestingwerken kwamen en dat het geheel steeds onoverzichtelijker werd. Pas in de tweede helft van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw werden pogingen gedaan om weer een zekere eenheid en vereenvoudiging aan te brengen.